Wim van Binsbergen

Schotersingel

  ongebundeld gedicht  

terug naar poezie homepage

 

SCHOTERSINGEL

 

Netjes hoor:
een park als overbuur
gelukkig door een wijde gracht gescheiden – haar zand en onkruid
waait al genoeg in onze straatgoot aan, en tegen onze voortuinheggen

Geslechte vestiginggordel kenbaar nog alleen
aan scherpe bochten in het water en een vage
schansheuvel aan de overkant
waarop zware beuken in het najaar
zonlicht versnijden met ochtendnevel.
en dat wil Haarlem zijn? hier stonden destijds
hutjes van Spaanse troepen tijdens het beleg;
de veste zelf begon pas bij de
Barteljorisstraat

Ook komt de maan hier op, vanachter de overlangs
gehalveerd weer teruggelegde reuzen-
cylinder van het station; reizen
roept verwaaid berichten
maar in de zomer alles afgeschermd met groen
Orion hangt daar soms, en in het zenith
bijna altijd de Grote Beer

De witte waakganzen moeten nu hun plaatsje
delen met brutale, vertederend vruchtbare, bonte
nijlganzen van de Middellandse Zee.
het badhuis werd een buurthuis maar de doelgroep
woont kennelijk nauwelijks in deze huizen
Merhaba, Ehlibeyt!

Niet langer werpt de bejaardenflat zijn overmaatse
slagschaduw door deze gulden snede
maar bij het grafgroene sloopveldje
voorspelt een verroeste kampeerauto de toekomst
nu deze vluchtweg afgesneden is
en wij de dagelijkse rollatorparade moeten missen
rest ons, vergrijzende bewoners, enkel nog
het Dolhuys, fraai gerestaureerd
en door de hele stad bewegwijzerd
maar het was toch voor meláátsen?

Van de treinen en auto’s van het bolwerk vandaan
tussen de bomen door, een steile glazen grens
naar Hans en Grietje’s witte bruggetje
waar de in spiegeling verdubbelde fonkelende
tandenrij van de huizenwand toelacht
naar binnen gebogen, alsof je je al in de mond bevindt
toegehapt bent willens en wetens
verteerd door het Schotersingelgevoel
maar sinds kort mogen er auto’s over

Vandaar ons extra cordon van eigen
geparkeerde auto’s (van wie is toch die
Audi, en die Eend
is al geen etmaal van haar plaats geweest!)
krans van verkeersdrempels weert verder
wie ongenood is; voorbijgangers,
hier melden!

’t Is dinsdag, en de vuilnisbakken
hebben hun wekelijkse buurtvergadering, verschillen
tonend in beplakking, verweerde nummers, mate
van afgeladenheid, halfopen kleppen (maar is dat wel
mijn eigen vuilniszak die daar zo uitsteekt?)

In de ochtendzon schuift voor de bloeiende voortuinen
de handgekleurde foto van meiden met muts, een man
met een handkar, misschien al dezelfde bomen
maar nog alleen de witte grote huizen, de oudste
die zich de weilanden en kleine neringen
die zij als eerste verdrongen nog herinneren
(in hun tuingrond nog Spaanse knopen, pijpekoppen)
daartussen alleen de belofte
van veel latere
iets kleinere
huizen in baksteen

In een kwart eeuw bewoning
kennen wij bij zoveel huizen een dode
het blijven buren, het kost geen enkele moeite
hun stem nog te horen, hun kraambezoek in details te herinneren
is dit dan allemaal alleen een rooster waar wij doorstromen
een onverslijtbaar putrooster dat ons
onze eigen broosheid pijnlijk aanwrijft?
of is het toch de open, doorverbonden
binnentuin van een groot feest
vol bomen en vogels, als een bos
dat ons uitnodigt?

17 september 2005, Schotersingelfeest

 

 

terug naar poezie homepage

page last modified: 20-04-2013 14:47:33